Start De Club Toerkalender Leden Lid worden? De Fiets, aanschaf De Fiets, onderhoud Ook nuttig Contact Wielerlinks Finish

 

Waaierrijden (deel 1)

Inleiding
Wanneer we rondkijken bij toertochten, cyclo's en andere wielerevenementen dan zien we al snel dat de kennis van het efficiënt in een snellere groep fietsen niet bij alle fietsclubs even sterk aanwezig is. In wat langzamer rijdende gezelschappen is dat geen bezwaar. Daar verbetert u uw conditie door vóór elke bocht eens even flink in de remmen te knijpen en in de bocht de benen stil te houden zodat u en vooral degenen achter u vervolgens weer een mooi gaatje dicht kunnen rijden.
Dat blijft - voor velen overigens ongemerkt! - een prachtige vorm van intervaltraining. Bovendien wordt in deze groepen doorgaans keurig twee aan twee gereden, met weinig wisselingen aan kop. Ook aan deze vorm van samen fietsen valt weliswaar veel te verbeteren, maar dat valt buiten het bestek van deze bijdrage.

In een snellere groep echter gaat het om fietsers (m/v) die groepsgewijs zo slim mogelijk proberen om te gaan met het grootste obstakel onderweg: de luchtweerstand. Het gaat om fietsers die letterlijk en figuurlijk vóór elkaar fietsen. Op deze pagina en op de pagina Waaier rijden (deel 2) wordt aandacht geschonken aan de theorie en de praktijk van het rijden in waaiers.
Een waaier is de formatie van een groep renners die schuin achter elkaar fietsen om elkaar tegen zijwind te beschermen.

Met name de techniek van de dubbele waaier blijkt niet overal bekend te zijn en om die goed te kunnen toepassen is het noodzakelijk dat iedereen in de groep weet hoe dat gaat. Want als alle deelnemers weten hoe het werkt dan kunt u met dubbel zo grote groepen op smalle wegen en fietspaden "in de waaier" en zullen er minder mensen hoeven af te vallen.

In het tweede deel wordt ook - kort - aandacht geschonken aan het gebruik van de wind wanneer men niet vóór maar juist tégen anderen rijdt.

 

Wind

Op een fiets ervaart u wind. En het waait eigenlijk altijd, want als er geen wind staat dan maakt u zelf wind doordat u beweegt. Alleen wanneer u zichzelf verplaatst in dezelfde richting en met dezelfde snelheid als de omringende lucht ervaart u - al fietsend - windloosheid. Maar zodra u een bocht om gaat steekt de wind weer op.

 

Groepsgewijs zo slim mogelijk omgaan met de luchtweerstand, hoe doet u dat?

Allereerst door te bepalen uit welke hoek de wind waait. Op een lange rechte weg hoeft u dat in beginsel maar één keer te bepalen. Maar wat als het parcours erg bochtig is? De voorste rijder moet dan bij elke bocht opnieuw bepalen waar hij na de bocht moet rijden om de ploeggenoten zo veel mogelijk luwte te bieden. Een nuttige vuistregel is: stuur met de bocht mee, maar minder scherp dan de bocht in de weg zelf is.

Een voorbeeld: de wind komt van rechtsvoor, de voorste rijder rijdt dan uiteraard helemaal rechts van de weg. Er komt een haakse/scherpe bocht naar rechts. Wat doet de voorste rijder dan? Die maakt ook een bocht naar rechts, maar minder scherp: hij laat zich - mits de verkeerssituatie het toelaat!!! - als het ware een beetje de bocht uitzeilen zodat hij na de bocht zo veel mogelijk links op de weg rijdt. Na de haakse bocht komt de wind immers niet meer van rechtsvoor maar van linksvoor.

In zeiltermen: u gaat dóór de wind en de voorste fietser (de boeg van de boot) zoekt de wind op.

 

De enkele waaier

Zoals hierboven al is aangegeven, is een waaier de benaming voor de formatie die een groep renners aanneemt om zo de windweerstand zo klein mogelijk te maken wanneer die wind schuin van voren komt.

We spreken van een enkele waaier wanneer een aantal renners (m/v) op één lijn schuin achter elkaar fietst. Hoe méér de wind van voren komt hoe rechter ze achter elkaar rijden; hoe méér de wind van opzij komt hoe verder ze naast elkaar kruipen. De voorste rijder fungeert als windbreker voor de anderen en beschermt de anderen tegen die wind.
Dit is het "uit-de-wind-zetten". Dat maakt het rijden op kop zwaar, zeker in verhouding tot de andere plaatsen in de rij. Wanneer d
e koppositie in een groep rouleert, wordt de arbeid in min of meer gelijke mate over de verschillende renners gespreid. Dit laatste is weliswaar een ongeschreven wielerwet, maar uit tactisch oogpunt (het sparen van energie) pogen sommigen zich aan deze verplichting te onttrekken.

Een onderdeel van het wielrennen waar het rijden in waaiers een grote rol speelt is de ploegentijdrit.

 

De enkele waaier in een ploegentijdrit

 

Hoe verloopt zo'n wisseling aan kop?

Zodra u vindt dat u op kop genoeg gedaan hebt, geeft u een seintje door uw elleboog aan de kant waar de volgende rijder zit even naar buiten te bewegen en terug.

In wielertermen: u geeft de kop af. Nadat u dit sein gegeven hebt, trapt u rustiger door zodat de rest u kan passeren zonder dat men hoeft te versnellen.

Maar let op: verwar dit sein van de kopman niet met de beweging die iemand maakt wanneer hij/zij even onder zijn/haar arm doorkijkt om te zien of er nog iemand bij hem/haar in het wiel zit!

 

   
 1. Beginsituatie: nr.1 rijdt in de wind.   2. Nr. 1 laat zich zakken aan de windzijde,
     nr. 2 komt in de wind,
     nrs. 1 en 2 rijden nu in de wind.

Zeker als de groep wat groter is moet u op kop bij zijwind (en dat is meestal het geval) op het uiterste randje van de weg - of van uw weghelft als u te maken heeft met tegenliggers!!! - gaan rijden zodat er voor zo veel mogelijk leden van de groep ook nog ruimte is om schuin naast zijn/haar voorganger te rijden en men niet - onbedoeld in dit geval - op het kantje gezet wordt.


Met die laatste uitdrukking - op de kant zetten - bedoelen we dat een rijder niet meer ín maar achter de waaier moet plaatsnemen, in de volle zijwind, en dus niet kan profiteren van de luwte van de waaier.

Als de wind recht van voren komt rijdt u wat verder uit de kant. De voorste zal namelijk, als hij zich laat zakken, ruimte moeten maken door iets opzij te sturen (op de openbare weg uiteraard naar rechts) zodat de volgende in een rechte lijn naar de koppositie fietst.

Als de wind van opzij komt zakt de voorste in eerste instantie recht naar achteren en degene die overneemt stuurt geleidelijk naar de wind toe. Als - nieuwe - koprijder zoekt hij de wind op. Bij het verder naar achteren afzakken zorgt u ervoor dat u dicht tegen de waaier aankruipt. Daarmee geeft u extra luwte aan de overige leden van de groep en zorgt u ervoor dat het gat dat u moet overbruggen bij het weer aanpikken in het achterste wiel niet te groot wordt.

 

Dat aanpikken is een kritiek moment: u komt - vermoeid - van kop, zakt met iets teruglopende snelheid naar achteren en moet op tijd weer gas geven om het achterste wiel te pakken. In een goed op elkaar ingespeelde ploeg is dat geen probleem. Op kop zal op dat moment zeker niet versneld worden. In sommige groepen wordt afgesproken dat de koprijder het tempo zelfs een fractie laat zakken totdat hij van achteren een seintje heeft gekregen. Dit gaat weliswaar een klein beetje ten koste van de snelheid van de groep, maar er wordt veel (kostbare) energie gespaard.

 

   
 3. Nr. 1 sluit achter aan,
     nr. 2 rijdt in de wind.
 4. Nr. 2 laat zich zakken,
     nr. 3 komt in de wind,
     nrs. 2 en 3 rijden nu in de wind.

Dus als u op kop komt dan houdt u het tempo van je voorganger aan. Zou u versnellen dan is dat heel vervelend voor de rest van uw groep en zeker voor degene die net van kop is gekomen en achteraan moet aanhaken.

Ook voor dit versnellen als u op kop komt heeft de wielerwereld een woord: snokken. Een ongeschreven wet in toergroepen is: nóóit snokken!

Dat is natuurlijk anders wanneer uw groep even om het hardst rijdt, bijvoorbeeld in de sprint naar een plaatsnaambordje of het hoogste punt van een helling, dan is snokken zeker wel toegestaan. En dan liefst zo hard dat u de rest meteen lost!

 

   
 5. Nr. 2 sluit achter aan,
     nr. 3 blijft in de wind.
 6. Nr. 3 laat zich zakken,
     nr. 4 komt in de wind,
     nrs. 3 en 4 rijden nu in de wind.

Een enkele waaier is aan te bevelen als de groep erg ongelijk van kracht is. De sterkste kan dan het leeuwendeel van het kopwerk doen. Niet door harder te rijden, maar door langer op kop te blijven. De zwakste blijft in het laatste wiel of wordt - in voorlaatste positie - geduwd, want ook dat komt in de beste wielerkringen voor!

Ook als er onrust veroorzakende factoren zijn, bijvoorbeeld bij de combinatie van een harde tegenwind met een bochtige weg (zodat de groep steeds door de wind moet), of met veel ander verkeer en/of allerlei verkeersbelemmerende obstakels, heeft een enkele waaier de voorkeur.

 

 
 7. Nr. 3 sluit achter aan,
     nr. 4 blijft in de wind, enzovoort.

Samengevat

Bij het "kop afgeven" beweegt u als sein uw elleboog aan de kant waar de volgende rijder moet overnemen even naar buiten en weer terug.
Bij wind van voren stuurt u van de groep af in een veilige richting waarna u zich laat afzakken en het laatste wiel pakt. Bij een waaier zakt u recht naar achteren af, zodat u uw achterliggers niet hindert. Daarna kruipt u bij het verder afzakken wat tegen de waaier aan om niet teveel van het laatste wiel af te zitten. Ook houdt u op deze manier nog wat andere renners uit de wind omdat u in de wind afzakt. Daarna is het: aanpikken en in het wiel blijven! En voor de overnemer ... verboden te snokken!
Overnemen is dus niet: harder gaan rijden, overnemen is dat de kop zich laat uitzakken en de overnemer in hetzelfde tempo doorrijdt.

En nogmaals: deze verrichtingen doet u alleen als de verkeerssituatie het toelaat!

 

 

In Waaier rijden (deel 2): o.a. de dubbele waaier en de mongolenwaaier.

 

In Waaier rijden (deel 3) - alleen toegankelijk voor leden - staat een uitgebreide uitleg over de ontwikkeling van de luchtweerstand binnen groepen renners. Met o.a. een verklaring over wat de beste plek in een groep is en waarom.

 

Auteursrechten e.d.

 

duijnstee 2

1907

1905

dga1

 

-