- U bevindt zich hier:
-
Start
-
De Fiets, aanschaf
- Dubbel, triple, compact of Di2
Bij de aanschaf of het samenstellen van een nieuwe fiets komt u voor de vraag te staan: welk type crankstel zal ik nemen? Gaat u voor de klassieke dubbel, voor de triple, voor de compact of ... voor de supercompact? of stap je over naar electronisch schakelen. De juiste keuze hangt sterk af van wat u met de nieuwe aanwinst wilt gaan doen. Alleen maar toeren in de polder, soms een Limburgs heuveltje, af en toe het gebergte in of een combinatie van vlak en bergen?
Vroeger
Ja, vroeger! Toen was het leven nog overzichtelijk. Er bestond namelijk slechts één mogelijkheid, te weten de dubbel, met een combinatie van 42/53. Daar was een beetje op te variëren met een combinatie van 42/52 en later ook met 39/52 en 39/53. Maar daar hield het dan ook mee op.
En achter had men 5 tot 7 kransjes, de grootste met 25 tandjes. Dus reed men ook bergop met een 42x25 (1,68) als lichtste verzet.
Daardoor was de trapfrequentie (het aantal omwentelingen van de trapas per minuut) naar de huidige inzichten absurd laag.
Nee, dan hebben zowel de beroeps- als de amateurrenners het heel wat makkelijker gekregen. En dan niet alleen doordat het aantal kransjes achter is toegenomen tot 10, bij Campagnolo, Shimano, Miche en nu ook SRAM desgewenst zelfs tot 11.
Maar laten we eerst eens enkele begrippen uitleggen.
Het verzet en andere begrippen
Onder "verzet" verstaan we de verhouding tussen het aantal tanden van het kettingblad vóór en het kransje achter. Hierboven las u de geheimzinnige aanduiding "42x25 (1,68)".
In dat voorbeeld heeft het kettingblad vóór 42 tanden en het gebruikte kransje achter 25 tanden. Die combinatie wordt aangeduid als 42x25. Het verzet is dan 42 gedeeld door 25 = 1,68. Dus de combinatie wordt aangeduid met een x-teken, maar het verzet is het resultaat van een deling! Rare jongens en meisjes, die fiets(st)ers. U bent gewaarschuwd.
Een andere hier gebruikte aanduiding is bijvoorbeeld "42/52" of "30/39/52". Getallen gescheiden door een schuine streep. Dat zijn de aantallen tanden op de kettingbladen vóór. "42/52" duidt dus op een dubbel crankstel waarvan het kleinste blad 42 tanden heeft en het grootste 52. "30/39/52" duidt op een triple met bladen met 30, 39 en 52 tanden.
Ten slotte vindt u op deze pagina mysterieuze aanduidingen als "11-25", "12-30" enzovoort. Dat geeft het aantal tanden van het kleinste en van het grootste kransje van de gebruikte cassette aan. De "cassette" is de verzameling tandkransjes die op de achteras is gemonteerd. Het totaal aantal kransjes van de cassette en het aantal tandjes van de overige kransjes van de cassette worden in zo'n aanduiding als "11-27" dus niet vermeld.
Voor- en nadelen van de klassieke dubbel
Het gewone klassieke crankstel is zonder twijfel nog steeds de beste keuze voor het rijden in Nederland. Met 39/52 of 39/53 vóór en een 11-25 cassette achter kunt u van de polder tot in Limburg uitstekend uit de voeten. En zou dat niet lukken dan is het (tijdelijk) aanpassen van de cassette, bijvoorbeeld naar 12-27, de aangewezen weg.
Maar gaat u de bergen in met uw traditionele dubbel dan is dat zowel een aanslag op uw knieën als op uw humeur.
Dat is te voorkomen door te kiezen voor een triple of een compact.
De triple
Dit fenomeen komt uit de wereld van de mountainbike/ATB. Bij de triple zitten geen 2 maar 3 kettingbladen aan het crankstel gemonteerd. Het voordeel daarvan ondervindt u vooral wanneer u in de bergen rijdt. Want bij de klassieke dubbel, met een 39 als kleinste kettingblad vóór, ontstaat juist in het gebergte vaak het probleem dat het kleinste verzet, bijvoorbeeld met een 27 achter (1,44), nog net niet klein genoeg is om in een soepel ritme omhoog te rijden.
Een triple komt effectief aan dat bezwaar tegemoet. Aanvankelijk werd voornamelijk een combinatie van 32/42/52 gemonteerd.
Shimano levert de triple thans met 30/39/50 en 30/39/52, FSA met 30/39/50, 30/39/52 en 30/42/52, terwijl het vroeger roemruchte Campagnolo uit de markt is gedrukt door het schitterende, eveneens Italiaanse, Miche dat 30/39/50, 30/40/50 en 32/42/52 levert. Naar verluidt begint het ook bij Campagnolo langzamerhand weer te dagen want men is terug met triples in de groepen Veloce, Centaur en Athena. Vóór met 30/39/50 en 30/39/52, bij de Athena met 11-speed achter!
Voor- en nadelen van de triple
Om met het meest lachwekkende argument tégen te beginnen: de triple wordt (nog) niet algemeen toegepast in het profcircuit. Dat is voor de macho's daarbuiten hét argument om vooral géén triple aan te schaffen.
Men vergeet daarbij dat de mecaniciens van een profploeg een dubbel makkelijk ombouwen naar een compact en andersom. Alleen het crankstel moet dan even worden vervangen en de kettinglengte aangepast. En die hoge kettingslijtage bij een compact hoeft de profrenner ook niet uit eigen zak te betalen.
Voor de overstap van dubbel/compact enerzijds naar triple anderzijds (of andersom) dient echter niet alleen een ander crankstel te worden gemonteerd maar ook andere shifters (rem-/schakelhendels), andere derailleurs en een andere ketting(lengte). De niet-prof zal dus óf voor een triple óf voor de combinatie dubbel/compact moeten kiezen.
Een ander argument tegen: een triple weegt zomaar 100 Ã 130 gram meer dan een dubbel of compact. En dat scheelt bij de gemiddelde amateur al gauw 10 Ã 14 seconden op de Alpe d'Huez. Maar ja, zeg eens eerlijk: hoe vaak rijdt u dat in de week? Nou dan!
En bovendien, wat denkt u ervan van om eerst zelf eens een pondje af te vallen? Dat scheelt een volle minuut
Het prijsargument dan?
Af fabriek kost een triple € 50 meer dan een dubbel of compact. Moet u meer betalen, dan wordt u gewoon getild. Zo simpel is het.
Een serieus argument tegen is dat de cranks bij een triple enkele millimeters verder naar buiten zijn geplaatst dan bij een dubbel en een compact. Daardoor worden de (hefboom)krachten op de trapas groter. Dat is voor (semi)profrenners ook een excuus om niet met een triple te rijden. Maar ja, als men geen Cavendish heet of de benen van Greipel heeft dan zal ook dit argument voor de gemiddelde sportfietser geen hout snijden.
Laatste argument tegen: doordat bij een triple de cranks een paar millimeter verder uit elkaar staan, heeft de fiets een hogere q-factor! Maar zolang u geen ernstige afwijkingen aan uw onderste ledematen heeft, merkt u daar ook helemaal niets van.
De compact
Na de triple deed een nieuw verschijnsel haar intrede: de compact. Dit is een variant op het klassieke crankstel met twee kettingbladen waarbij men (tevergeefs) de voordelen van de triple en de klassieke dubbel tracht te combineren. Het kleinste kettingwiel is daarbij veel kleiner dan bij de klassieke dubbel. De combinatie 34/50 is de meest voorkomende.
Technisch gezien verschilt dit type crankstel dus niet zoveel van de klassieke dubbel. Alleen zijn de montagepunten (de steek) voor het kleinste kettingblad wat verder teruggebracht waardoor een kleiner blad (dus met minder tanden) is te monteren. Door hier een blad van 34 tanden te monteren, kunt u in combinatie met een 25- (1,36) of 27-kransje (1,26) achter een verzet creëren waarbij de gemiddelde toerfietser nog nèt een lekker traptempo bergop kan aanhouden.
Voor- en nadelen van de compact
Het grote nadeel van de compact is dat men er op het vlakke terrein eigenlijk totaal niet mee uit de voeten kan. Rekent u maar even mee.
Laten we uitgaan van een bij een compact niet ongebruikelijke cassette met 12/13/14/15/16/17/19/21/24/27. Op het kleine blad voor heeft u dan de beschikking over 34x27 (1,27) tot hooguit 34x15 (2,27). De ketting nóg schever laten lopen is, zowel vanuit het oogpunt van de extra wrijving als vanuit het oogpunt van de extra slijtage, niet erg snugger. Dan maar overschakelen naar de 50 vóór? Daar heeft u een bereik van 50x19 (2,63) tot 50x12 (4,17). Maar het gat tussen die 2,27 en de 2,63 is in de praktijk véél te groot. En bovendien dient u bij die overstap zowel vóór als achter te schakelen.
Wat een armoe.
De compact wordt ook wel aangeduid als een bejaardenverzet: een heel licht verzet en vooral geen hoge snelheid. In Engeland noemt men het de "Granny Gear".
De supercompact
Om tegemoet te komen aan de bezwaren tegen de compact wordt door sommigen voorgesteld om een mountainbikecompact te monteren met 28/42. In principe kunt u dan als zwaarste verzet 42x12 (3,50) rijden ofwel ongeveer 53x15 (3,53). Terwijl u in plaats van 34x13 (2,61) dan 42x16 (2,62) zou kunnen rijden, en dan bovendien met een rechte kettinglijn!
Wel dient u er op te letten dat uw voorderailleur lager moet (kunnen) worden geplaatst en dat de ketting nog verder moet worden ingekort.
Voor- en nadelen van de supercompact
Het voordeel zal duidelijk zijn: met 28x27 (1,03) bent u in de klim zelfs een triple met 30x27 (1,11) nog iets de baas. Dit even los van de vraag op welke beklimming u nog kleiner dan 1,11 zou moeten rijden. Maar met een grootste verzet van 42x12 (3,50) valt in een afdaling niet meer bij te trappen en zult u uw fietsmaatjes (m/v) pas in het hotel terugzien, terwijl u terug in het vlakke Nederland bij wijze van spreken al bij de start gelost wordt.
Conclusie
Laten we voor een goede vergelijking eens uitgaan van een combinatie vóór van 39/52 (dubbel), 30/39/52 (triple), 34/50 (compact) en 28/42 (supercompact). Achter nemen we een 10-speed cassette met de kransjes 11/12/13/14/15/17/19/21/24/27. En we houden niet van overbodige wrijving en slijtage, dus we hanteren een kettinglijn waarbij van de 2 kettingbladen vóór elk blad zeven kransjes achter kan bewerken (dus 14 variaties totaal) en bij de triple 6 + 6 + 6 = 18 variaties.
We schreven het reeds aan het begin van deze bijdrage: de juiste keuze van uw crankstel hangt sterk af van wat u met uw (nieuwe) fiets gaat doen.
- Rijdt u voornamelijk op het vlakke land, met af en toe een uitstapje richting Limburg?
Dan bent u met een dubbel uitstekend toegerust. Uw verzetten variëren dan van 52x11 (4,72) tot 39x27 (1,44) en dat is ruimschoots toereikend. Eventueel kunt u de cassette vervangen door een exemplaar met een 29 (Campagnolo en Miche), 30 (Shimano) of 32 (SRAM) als grootste kransje.
- Rijdt u voornamelijk in de heuvels en in het hoog- en middelgebergte dan is de compact of supercompact een mogelijkheid.
Bij de compact heeft u een bereik van 50x11 (4,54) tot 34x27 (1,26), bij de supercompact van 42x11 (3,91) tot 28x27 (1,03).
Op het vlakke komt u met de gewone compact nog aardig met de grote jongens mee, met de supercompact bent u bij de start al gezien.
- Wilt u overal goed uit de voeten kunnen en zal het u een zorg zijn waar Chris Froome mee rijdt? Dan is de triple de meest verstandige keuze. Met een bereik van 52x11 (4,72) tot 30x27 (1,11) rijdt u in de heuvels en het gebergte elke compact en dubbel soepeltjes uit het wiel.
Is de compact daarmee afgeschreven? Geenszins!
In het geval u al een fiets met een dubbel crankstel heeft of een aantrekkelijke aanbieding van zo'n fiets krijgt, kan het de moeite waard zijn om (afhankelijk van de groep) voor ± € 200 tot € 650 een compact crankstel aan te schaffen en dit te (laten) monteren wanneer u een keer de bergen in gaat.
Het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Heeft u al een fiets met een compact of krijgt u zo'n fiets goedkoop aangeboden, dan kunt u voor zo'n zelfde bedrag als hierboven genoemd een normaal dubbel crankstel aanschaffen en dit (laten) monteren voor de ritten in Nederland.
Maar een compact blijft dus hoe dan ook een tweederangs oplossing.
Hierboven wezen wij al op de omschrijving "bejaardenverzet". Na lezing van deze laatste alinea kunnen we bovendien concluderen: de compact is en blijft "the poor man's triple".
Next level: de Di2
Wat is Di2.
Di2 is een elektronisch schakelsysteem van Shimano. De afkorting staat voor Digital integrated intelligence, waarbij dus door die intelligente japanners die twee i’s worden weergegeven als i2. Schakelen gaat feitelijk op dezelfde manier als de manuele shifters. Links schakel je de voorderailleur, rechts de achterderailleur met dien verstande dat je schakelt door knopjes op de shifters in te drukken. Het grote voordeel is daarbij dat je geen kracht hoeft uit te oefenen en dat alles veel sneller gaat. Overigens kent SRAM ook een elektronische schakelsysteem die zij voeren onder de naam eTAP.
De batterij.
De derailleur worden aangestuurd door kleine elektromotoren die op hun beurt weer gevoed worden door een kleine oplaadbare batterij. Die batterij gaat afhankelijk van hoe vaak je schakelt 2000 tot 5000 km mee. Als je veel in heuvelachtig terrein rijdt of in de bergen zullen de derailleurs harder moeten werken en dus ook meer energie vragen. De voorderailleur verbruikt daarbij relatief de meeste batterij power omdat de overbrenging groter is.
Als het energie niveau van de batterij tot 10 % gedaald is dan springt de voorderailleur op het kleine blad voor en kan dan niet meer gebruikt worden. De overgebleven energie zal dan alleen nog de achterderailleur aansturen. Op die manier kan je altijd thuiskomen, ook in de bergen. Als je het energieniveau van de batterij willen controleren houd dan een drukknop op een shifter (maakt niet uit welke) 2 seconden ingedrukt. Op de junction box (het kleine zwarte doosje waar de aansluiting zit van het oplaadapparaat) gaan dan LED lampjes branden. Opladen wordt aanbevolen bij een energieniveau van 25 %.
Voel je nattigheid?
Bij het afspuiten of wassen van je fiets hoef je niet extra voorzichtig te zijn voor de DI2 componenten. Je kan gewoon water en zeep gebruiken. Een hoge druk spuit wordt afgeraden maar dat wisten we al van de mechanische fietsen. Ook hoef je niet bang te zijn voor elektrocutie tijdens het fietsen in een regenbui althans niet door de Di2 componenten. Voor blikseminslag biedt Di2 geen bescherming.
Di2 doen of niet.
Als je next level wil fietsen dan is Di2 zeker een aanrader, het schakelsysteem is accuraat en snel en het bedienen kost je geen enkele moeite wat in het bijzonder erg fijn is als je wel eens last hebt van gevoelloze of koude vingers. Ook in de bergen is de Di2 je vriend. Nadelen? Ik zou het niet weten. Het enige is de prijs. Het verschil tussen een racefiets met een mechanische Ultegra aandrijflijn en een Di2 Ultegra aandrijflijn ligt toch al gauw tussen de 1000 en 1500 euro. Dat is best veel geld. Als je prima tevreden bent met je mechanische shifters en je rijdt niet elk jaar in de bergen dan kan ik me prima voorstellen dat je het geld er niet voor over hebt. Heb je het geld er wel voor over en wil je een volgende stap maken (je was al op carbon overgestapt) en het gemak en de accuraatheid van een Di2 ervaren dan is het een prima keuze. Overigens zijn racefietsen met een Di2 af montage de laatste jaren goed betaalbaar geworden en zie je ze bij de toerrijders steeds meer verschijnen.
Verwante onderwerpen:
- efficiënt fietsen
- trapfrequentie
- cranklengte
- verzettentabellen
Beviel de informatie? Beveel de pagina (of onze website!) dan ook eens aan op een fietsforum. Bijvoorbeeld op fiets.nl. Dan hebben anderen er wellicht ook iets aan!