Start De Club Toerkalender Leden Lid worden? De Fiets, aanschaf De Fiets, onderhoud Ook nuttig Contact Wielerlinks Finish

 

Onderhoud racefiets banden

Reiniging buitenbanden
Spoel de buitenbanden af met water, bijvoorbeeld met behulp van de tuinslang met een sproeier of douchekop. Of, als de wasbeurt voor de racefiets nog even wordt uitgesteld, maak de buitenbanden met een vochtige doek schoon.  

Inspectie buitenbanden
Zeker bij het rijden op natte of vochtige wegen en door rijden op wegen met steenslag blijven er al gauw steentjes, glas- of metaalsplinters en ander straatvuil aan de banden plakken. Deze zullen op den duur door de buitenband heen doordringen tot de binnenband en zo een lekke band veroorzaken. Veruit de meeste lekke banden komen door steentjes of stukjes glas of metaal die al langer in de buitenband zaten.
Peuter deze er daarom regelmatig uit, bijvoorbeeld met uw nagel, met een kleine schroevendraaier of desnoods met een priem.
Vertoont de buitenband veel scheurtjes of begint het loopvlak te verslijten of los te laten, dan moet de band vervangen worden. 

Bandenspanning racefiets
Controleer voor iedere rit de bandenspanning.
De juiste bandenspanning is afhankelijk van het gewicht van de berijd(st)er.
Zwaardere personen moeten met een hogere bandenspanning rijden dan lichtere.

De meeste banden kunnen een druk van 8 à 9 bar aan. De maximum druk staat vaak op de buitenband aangegeven.
Hieronder vindt u een schematisch overzicht van de vereiste bandenspanning in bar: 

Gewicht berijd(st)er             

   < 70 kilo    

   70 à 80 kilo   

> 80 kilo

       
Voorband

min. 7,0 bar

min. 7,0 bar

  min. 7,5 en max. 8,5 bar  

Achterband

  min. 7,0 bar  

min. 7,5 bar min. 8,0 en max. 9,0 bar

Rijd nooit met een bandenspanning van 6,0 bar of lager. De rolweerstand wordt dan te groot (u moet veel zwaarder trappen dan nodig is), de slijtage neemt fors toe en u kunt bijna wachten op lekke banden. Leuk voor uw teamgenoten! 

Over lekke banden gesproken, de oorzaken daarvan zijn globaal in drie categorieën te verdelen:
- priklekken, veroorzaakt door steentjes, splinters en ander van buiten komend onheil,
- stootlekken, ontstaan bijvoorbeeld door het rijden over putdeksels en (stoep)randen en worden altijd veroorzaakt door het rijden met te zachte banden, en
- overige lekken, bijvoorbeeld door een kapot ventiel, de poreusheid van de (oude) binnenband enzovoort.  

Overigens zijn er twee soorten binnenbanden, namelijk van synthetisch rubber (butyl) en van latex. De butylbanden worden het meeste gebruikt. Deze hebben het voordeel dat ze langer op spanning blijven. Latex binnenbanden moeten vaker worden opgepompt, maar hebben als voordeel dat ze minder rolweerstand hebben.

Oppompen
Pompen of patronen?
Het op spanning brengen van een fietsband kan in beginsel op twee manieren: met een fietspomp of met een houder met een (gas)patroon.
Bij de fietspompen onderscheiden we twee typen: de voetpomp en de handpomp. En de voetpompen zijn ook weer in twee categorieën onder te verdelen, namelijk de gewone en de hogedrukpomp.

Voor thuis en als u de fiets in de auto naar een startpunt rijdt, is de hogedrukpomp ideaal. U haalt hiermee moeiteloos de gewenste 7 à 8 bar of hoger. Bovendien zijn dit soort pompen uitgerust met een meter waarop u de bereikte spanning kunt aflezen. Gun u dus de luxe van zo'n apparaat en stop met het tobben met een gewone voetpomp of een handpomp.
Maar voor onderweg biedt de hogedrukvoetpomp natuurlijk geen uitkomst. Daar bent u aangewezen op de handpomp of op het gebruik van (gas)patronen. Die handpompen zijn overigens ook weer in twee groepen onder te verdelen, namelijk de "ouderwetse" handpomp zoals u die van uw stadsfiets kent en de superlichtgewichtminipompjes die met elkaar wedijveren in formaat en gewicht. Over die laatste categorie kunnen we kort zijn: alle mooie verhalen ten spijt zal het u in de praktijk nauwelijks lukken om met zo'n ding 7 à 8 bar in uw band te krijgen en als het u wel lukt bent u tegen die tijd zelf buiten adem en uw handen zijn verbrand vanwege de hitte die dat pompen opwekt.
Met veel ouderwetse handpompen is die 7 à 8 bar wel haalbaar en als u er op let dan zult u zien dat een relatief hoog aantal racefietsers voor zo'n pomp kiest, ondanks het feit dat deze groter en iets zwaarder is dan zo'n modern nutteloos minipompje. 

Het alternatief voor een handpomp is het gebruik van houder met gaspatroon. En daarover kunnen we kort zijn: het kost wat, maar dan heb je ook wat. De ervaringen met deze apparaatjes zijn ronduit positief, zij het dat ook deze dingen (inclusief enkele patronen) iets zwaarder zijn dan zo'n minipompje. Samengevat: een minipompje staat schattig maar je hebt er weinig aan. Voor onderweg zijn zowel een ouderwetse handpomp als een houder met gaspatronen de betere alternatieven.

Het oppompen zelf
De meeste racefietsen hebben banden met een zogenaamd prestaventiel, ook wel een Frans ventiel genoemd.
Verwijder het dopje.
Draai vervolgens het ventiel open en druk het ventiel een beetje in, zodat er even wat lucht ontsnapt.
Pomp de band op met een fietspomp (met de juiste kop!) of met een houder met patroon tot de gewenste druk bereikt is.
Verwijder de pompkop, draai het ventiel weer met de hand dicht en bevestig het dopje. 

Bandje plakken
De meeste fietsers nemen één of meer goede reserve(binnen)banden mee voor onderweg, zodat men niet langs de kant hoeft te gaan zitten plakken. Een lekke band neemt men dan mee naar huis en wordt pas geplakt wanneer men er een aantal heeft.
Maar langs de kant of thuis bij de koffie: bandje plakken is een basisvaardigheid voor elke racefietser.
Dat bleek wel uit de resultaten van het Open Nederlands Kampioenschap Bandenlichten tijdens de Bike Motion 2009: de winnaar verwisselde een binnenband in 1.06.97 ofwel krap 67 seconden!
Wilt u hem evenaren? Dan volgt hier een korte handleiding.
 

Demontage binnenband
Haal het wiel uit de fiets zoals is beschreven op de pagina Onderhoud wielen.
Laat de binnenband helemaal leeglopen en duw het ventiel naar binnen.
Duw de buitenband vanaf één zijde (bij het achterwiel de zijde zonder tandkransjes) naar het midden van de velg en steek behoedzaam een bandenlichter onder de buitenband.
Gebruik de bandenlichter als hefboom en haak de achterkant achter een spaak.
Steek 5 à 10 cm verder nog een bandenlichter onder de buitenband en licht de rand van de band wat verder uit de velg. Gebruik eventueel nog een derde lichter, of de eerste want die kunt u vaak probleemloos verwijderen.
Als ongeveer een kwart van de buitenband los zit is de druk eraf en is de band met een vinger verder los te maken.
Nu kan de binnenband er worden uitgetrokken. Begin tegenover het ventiel en trek als laatste het ventiel uit de velg.  

Lek zoeken
Pomp de binnenband een beetje op om te achterhalen waar het lek zit. Erg kleine gaatjes zijn op te sporen door de band onder water te houden of langs uw bevochtigde lippen te laten glijden. Dan voelt u snel genoeg de lucht uit het gatje ontsnappen.
Maak de band droog en markeer het lek met een pen. Controleer vervolgens voor de zekerheid nog of er nog meer gaatjes in de band zitten.
Controle vervolgens de buitenband door deze aan de binnen- en buitenzijde zorgvuldig te bevoelen op steentjes, splinters en dergelijke. Als u deze niet verwijdert, heeft u straks na enkele meters weer een lekke band!
Let daarbij vooral op het stuk waar het lek is ontstaan.
Als er sprake van een slangenbeet (twee gaatjes naast elkaar) in de binnenband, dan zal het een stootlek zijn en wordt dus waarschijnlijk geen steentje of splinter gevonden.
Bij een stootlek kunnen spaken zijn gebroken; controleer daarom de spaken en kijk of het wiel nog recht en rond is.
Ook kan een lek zijn veroorzaakt door een uitstekende spaak: leg in dat geval het velglint weer goed en vijl eventueel de punt van de spaak bij.
Overigens: als er geen lek wordt gevonden, kan het zijn dat er iets mis is met het ventiel. 

Schuren en plakken
Klem de binnenband strak om een hand, zodat de plek met het lek op de rug van de hand zit. Schuur nu het deel waar de plakker moet komen met een schuurpapiertje of een stukje schuurlinnen, goed op over een ruim oppervlak.
Smeer er solutie (lijm) op en zorg ervoor dat er een dunne, gelijkmatige laag ontstaat, die wat groter is dan de plakker.
Doe vervolgens wat er op het tubetje staat, namelijk: wachten. De solutie moet helemaal droog zijn! Wacht dus een paar minuten en blaas eventueel wat om het drogen te versnellen.
Pomp vervolgens de band een beetje op, haal het aluminiumfolie van de plakker (raak de lijmlaag op de plakker niet aan) en plak de plakker op het lek. Wrijf de plakker stevig aan, wederom op de rug van de hand. Het stukje beschermfolie aan de bovenzijde van de plakker zal nu vanzelf loslaten.  

Montage binnenband 
Pomp de binnenband een beetje op zodat deze net in model komt.
Duw het ventiel door het ventielgat en leg de binnenband in de buitenband, die al met één rand volledig in de velg ligt. Zorg er voor dat het ventiel recht blijft zitten.
Zorg dat de binnenband nergens dubbel zit. Is dat wel zo, laat er dan een beetje lucht uit lopen en schuif de binnenband wat heen en weer tot deze wel goed zit.
Begin nu tegenover het ventiel met het terug leggen van de buitenband, aan weerszijden gelijkmatig omhoog werkend.
Het laatste stukje is het lastigst.
Zet de band op de grond en trek en duw de buitenband strakker in de velg. Gebruik hiervoor uw gewicht en werk langzaam naar beneden toe. Bent u bijna onderaan dan tilt u het wiel op en duwt u met uw beide duimen het resterende gedeelte op z'n plaats.
Desnoods moet u dit een paar keer herhalen. Laat eventueel de lucht uit de band en werk met beide handen tot de buitenband het opgeeft en op zijn plek valt.
Druk het ventiel de band in, zodat de verdikking bij het ventiel niet tussen buitenband en velg zit en zorg dat de buitenband ook ter hoogte van het ventiel goed op z'n plaats zit. Gebruik bij het opleggen van de buitenband NOOIT bandenlichters, daardoor kan de binnenband weer lek geprikt worden!
Pomp weer wat lucht in de band en duw over de hele omtrek de buitenband naar binnen om te kijken of de binnenband nergens klem zit. Pomp dan de band op, let erop dat de band mooi rond loopt en overal goed in de velg zit.
Zet het wiel terug in de fiets zoals is beschreven op de pagina Onderhoud wielen. 

Liever een instructiefilmpje over de (de)montage zien? Dat kan. Wat vindt u van deze:

(De)montage buitenband
Tja, als u de hierboven omschreven kunst van het bandje plakken onder de knie hebt, dan heeft u dus ook de (de)montage van de buitenband in de vingers. Een aparte handleiding daarvoor is dan niet meer nodig.
Toch nog een paar tips.
Vervang buitenbanden minimaal eens per jaar, en tussendoor als ze versleten zijn, dat wil zeggen als er scheuren in zitten of als de toplaag afgesleten is.
Let bij het vervangen van een buitenband op de juiste, bij de velg passende maat qua omtrek en breedte.
Soms dient de band in een bepaalde richting worden gemonteerd. In dat geval staat er een pijl op de band. De band moet dan zó worden aangebracht, dat het wiel (vooruit rijdend) in de richting van de pijl draait.
Monteer de band zó dat het merk van de band bij het ventiel zit. Dat vergemakkelijkt t.z.t. het zoeken naar de oorzaak van een lek. U kunt dan aan de hand van de plek die het lek in de binnenband heeft t.o.v. het ventiel bepalen waar ongeveer de oorzaak van het lek in de buitenband moet worden gezocht. (Met dank aan lezer CW te V. voor deze tip).

Een achterband heeft veel meer te verduren en slijt daardoor sneller dan een voorband. Ruil halverwege het slijtageproces de banden om, zodat beide banden even lang mee kunnen.
Maar neem geen risico met weinig profiel op de voorband: de gevolgen zijn bij een slippend voorwiel groter dan bij een slippend achterwiel!
Voor de banden is het beter als de racefiets buiten gebruik wordt opgehangen, zodat er geen druk op staat.

 

Auteursrechten e.d.

 

duijnstee 2

1907

1905

dga1

 

-